30 april 2016

Ik ging een rugzak maken voor Saar. 

Eerst knipte ik alle patroondelen uit. Ik deed het netjes. Toen liet ik ze een maand rondslingeren in huis. En daarna begon ik voor echt.

Ik keek twee uur naar de handleiding in het boek, dacht na, puzzelde, dacht weer na, haalde mijn lief erbij. Die zei: niet goed geschreven. Ik bedacht zelf hoe de puzzel kon passen en on y va. Ik kocht plakvlieseline en vroeg de verkoopster niet naar plakvaseline. Het knoopsgat oefende ik tien keer op een zakdoek en de elfde keer stropte de draad niet meer. Ik maakte een exacte kopie van het lapje waar het knoopsgat in moest en deed een generale repetitie. Toen ik live ging hield ik mijn adem in, en daarna had ik een gelukt knoopsgat. Het lapje met het knoopsgat in heb ik daarna drie keer aan een grotere flap gestikt voor het juist zat. Het schiet niet op, ik doe hier veel dingen voor het eerst, zei ik toen ik in het passeren mijn lief tegen kwam. Zo gaat dat met een kind, zei hij. De voering en de buitenkant heb ik daarna anderhalve keer los gepeuterd wegens eerst binnenstebuiten en daarna per ongeluk dicht gestikt waar het niet dicht hoorde te zijn. Ik zocht uit hoe je zeilringen in stof slaat, dat was iets van niks, oef, ik voelde me bijzonder en professioneel. 

En nu is het klaar! Er moet alleen nog een knoop aan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten