10 april 2014

Ik dacht dat het café een communistisch hol was waar je zonder juiste kleur en wachtwoord niet binnen kwam. Mijn laatste wachtwoord dateert van 1992. Het ging van Moraturi Te Salutant. Het was zomer en we hadden er net een jaar Latijn op zitten. Goed. Ik was nieuwsgierig naar de schrijver die er die avond een podium kreeg en het café bleek geen communistisch hol. Er zaten mensen aan tafeltjes en op bankjes, sommigen hadden grijs en warrig haar, anderen hadden een bril. Iemand had een grote tafel gemaakt van de biljarttafel en er stoelen rond gezet. Aan de wanden hingen A4-tjes en affiches voor muziekavonden en literatuuravonden. Er liep een enthousiaste dichter rond. Ik haalde bier voor mijn lief en cola voor mezelf, er was een systeem met drankkaarten. Ik gaf iemand een gelukte en een niet gelukte zoen en mijn lief zag een ex-collega. Daarna heb ik het hele optreden lang zitten glimlachen. Ik wiebelde wat op mijn stoel want ik zat achterstevoren en toen de schrijver op het podium het bureaulampje aanknipte, scheen het licht fel in mijn ogen. Maar het gaf niet als ik niet naar het podium en de schrijver keek, maar naar de vloer of naar mijn rok die telkens omhoog kroop of naar de anderen of naar iets in mezelf. Want de andere mensen deden dat ook. Ik zag ze luisteren. En soms lachen. Af en toe riep er iemand iets. De enthousiaste dichter aplaudiseerde luid en deed van hoera. Ik noteerde flarden van zinnen in mijn hoofd en een gedicht waar ik naar op zoek moet. Na afloop kocht ik het kleine boekje Oradour. Twee dagen later is het een nieuw lievelingsverhaal.

Elvis Peeters, Oradour (Voetnoot, 2012)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten